MINISTERIE VAN VERKEER EN INFRASTRUCTUUR
28 NOVEMBER 1997. Koninklijk besluit houdende de reglementering van de organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities voor auto’s die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatshebben
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, inzonderheid op artikel 9;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 12 augustus 1997;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting van 24 september 1997;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat dit besluit in ontwerp eerst het voorwerp heeft uitgemaakt van een omzendbrief OOP20 van 29 februari 1996, waarin een aantal weliswaar niet bindende bepalingen waren opgenomen die als leidraad golden voor de organisatie van rally’s of gelijkgestelde wedstrijden die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaats vonden tijdens het jaar 1996;
Dat deze omzendbrief tevens tot doel had de maatregelen ervan te laten toetsen op het terrein om de effectiviteit en efficiëntie na te gaan;
Dat de evaluatie daarvan, voor wat het seizoen 1996 betreft, pas op het einde van het voorjaar 1997 kon afgewerkt worden;
Dat de omzendbrief OOP20 van 29 februari 1996 ook van toepassing bleef voor het kalenderjaar 1997 door de publicatie van een omzendbrief OOP20bis van 6 maart 1997 en dus twee jaar bekend is aan ondermeer alle bevoegde overheidsverantwoordelijken en organisatoren van dergelijke wedstrijden en in de praktijk kon getoetst worden;
Dat omwille van het vrijblijvend karakter van de omzendbrief de uitvaardiging van een reglementering noodzakelijk is om in het belang van de veiligheid definitieve regels uit te vaardigen in uitvoering van artikel 9 van de wet over de politie van het wegverkeer;
Dat het derhalve noodzakelijk is dat deze reglementering vanaf het eerstvolgend rallyseizoen van toepassing is en dat dit vanaf het begin daarvan gebeurt zodat op alle wedstrijden dezelfde reglementering van toepassing is zodanig dat enerzijds alle wedstrijden op gelijke wijze worden georganiseerd en alle organisatoren op voet van gelijkheid worden behandeld en anderzijds de veiligheid van alle toeschouwers op dezelfde wijze plaats vindt en dus herkenbaar is voor dezen, zowel in publicaties vooraf als op het terrein zelf;
Dat het rallyseizoen in ons land begint in de loop van de maand februari van het kalenderjaar en dat het besluit in ontwerp voorziet dat een aanvraag tot vergunning drie maand op voorhand moet ingediend worden, waardoor het besluit uiterlijk begin november van huidig kalenderjaar in werking moet treden wil het van toepassing zijn op de wedstrijden vanaf de aanvang van het rallyseizoen 1998;
Dat het besluit niet eerder aan het advies van de Raad van State kon voorgelegd worden gezien voormelde evaluatie enerzijds en anderzijds de periode nodig zowel voor het raadplegen van de sector als voor de procedure van betrokkenheid met de gewesten, welke laatste pas op 17 september 1997 kon afgesloten worden;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 13 oktober 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat de Gewestregeringen zijn betrokken bij het ontwerpen van dit besluit;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Staatssecretaris voor Veiligheid,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
HOOFDSTUK I. – Algemene bepalingen
Art. 1. Dit besluit is van toepassing op de sportwedstrijden of sportcompetities voor auto’s die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatsvinden, en die één of meerdere snelheidswedstrijden bevatten.
Dit besluit is niet van toepassing op sportwedstrijden of sportcompetities die plaatsvinden op omlopen die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg gelegen zijn.
Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
1° nationale sportinstantie : de Koninklijke Automobiel Club van België v.z.w., houder van de nationale sportmacht, waarvan het beheer uitgeoefend wordt door de Nationale Sportkommissie van deze club;
2° sportbonden : de organisaties aan wie de nationale sportinstantie het beheer van de provinciale en regionale sportmacht heeft overgedragen, te weten :
– de Vlaamse Auto-Sportfederatie v.z.w.,
– « l’Association sportive automobile francophone a.s.b.l. ».
3° omloop : een afgesloten parcours, van tijdelijke of permanente aard, dat begint en eindigt op dezelfde plaats, speciaal ingericht of aangepast voor autorennen en dat gehomologeerd is door de Internationale Automobiel Federatie « F.I.A. » of de nationale sportinstantie.
Art. 3. Voor het verlenen van de vergunning bedoeld in artikel 9 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd door het koninklijk besluit van 16 maart 1968, moet minstens voldaan zijn aan volgende voorwaarden :
1° de naleving door de organisator van alle wettelijke en reglementaire verplichtingen, met inbegrip van de bepalingen van dit besluit;
2° de toestemming bedoeld in artikel 8 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen;
3° het gunstig advies van de beheerders van de wegen gebruikt voor het parcours van de klassementsproeven en van de verbindingstrajecten;
4° het uitvaardigen van de politiereglementen te nemen in uitvoering van dit besluit;
5° in voorkomend geval, de gemotiveerde beslissing van de burgemeester bedoeld in artikel 7;
6° de schriftelijke vaststelling door de gouverneur van de provincie op het grondgebied waar het vertrek plaatsvindt dat een zelfde veiligheidsniveau, zoals bedoeld in artikel 4, is bereikt;
7° de beoordeling van de betrouwbaarheid en de verantwoordelijkheidszin van de organisator.
HOOFDSTUK II. – Coördinatie
Art. 4. § 1. Voor elke wedstrijd of competitie, organiseert de burgemeester van de gemeente op wiens grondgebied de wedstrijd of de competitie plaatsheeft, minstens één coördinatie-vergadering met de organisator, de algemeen veiligheidsverantwoordelijke en de betrokken interventiediensten teneinde het geheel van de veiligheidsvoorzieningen te bestuderen alsook de correcte inpassing van het veiligheidsplan van de organisator in deze voorzieningen. De burgemeester vergewist er zich van dat elke partij harmonieus in het plan en in het geheel van voormelde voorzieningen past, duidelijk zijn verantwoordelijkheid kent en alle organisatorische en materiële maatregelen heeft genomen met het oog op een correct en veilig verloop en zonodig een snelle en doeltreffende interventie.
Indien noodzakelijk houdt de burgemeester minstens één vergadering met de interventiediensten teneinde de risico’s op incidenten of ordeverstoringen te evalueren en de aanvullende maatregelen vast te leggen die terzake moeten worden genomen. De opdrachten van elkeen worden duidelijk vastgesteld, met naleving van ieders specificiteit en van bestaande samenwerkingsakkoorden.
§ 2. Onverminderd voorgaande paragraaf, wanneer de wedstrijd of de competitie op het grondgebied van verschillende gemeenten plaatsvindt, organiseert de provinciegouverneur vergaderingen met hetzelfde voorwerp met de betrokken partijen van al deze gemeenten. Hij waakt over de samenhang en de verenigbaarheid van de door de verschillende gemeenten getroffen maatregelen en vergewist zich van een zelfde veiligheidsniveau over het gehele parcours.
Indien het parcours over verschillende provincies loopt, geschiedt deze coördinatie in overleg tussen de betrokken gouverneurs en op initiatief van de gouverneur van de provincie op het grondgebied waarvan het vertrek plaatsvindt. De schriftelijke vaststelling bedoeld in artikel 3, 6° wordt afgeleverd door de gouverneur van de provincie waar het vertrek plaatsvindt, na advies van alle andere betrokken gouverneurs.
§ 3. De coördinatievergaderingen bedoeld in de voorgaande paragrafen vinden plaats binnen een voldoende lange termijn voor de wedstrijd, teneinde eventuele wijzigingen of verbeteringen aan de veiligheidsvoorzieningen toe te laten.
Van de vergaderingen worden verslagen opgesteld die worden overgemaakt aan de deelnemers, aan de betrokken provincie-gouverneurs en aan de commissie bedoeld in artikel 17.
HOOFDSTUK III. – Vergunningen en parcours
Art. 5. De organisator richt, minstens drie maanden vóór de datum van de wedstrijd of competitie, een aanvraag tot vergunning zoals bedoeld in artikel 3 aan de bevoegde burgemeester of burgemeesters met tegelijkertijd afschrift aan de bevoegde provinciegouverneur of provinciegouverneurs. Zijn niet ontvankelijk de vergunningsaanvragen die niet binnen die termijn ingediend zijn.
In voorkomend geval, levert de organisator bij zijn aanvraag tot vergunning het bewijs van de vermelding van de wedstrijd of de competitie op de jaarkalender van één of meerdere van de sportbonden.
De aanvraag tot vergunning moet ter kennis gebracht worden van het publiek door middel van aanplakking aan het gemeentehuis ten laatste de achtste dag na ontvangst ervan tot aan de dag van de afgifte of weigering van de vergunning.
Art. 6. § 1. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en binnen de grenzen van § 2, bepaalt de gemeentelijke overheid de dagen en uren waarop verkenningen toegelaten zijn.
§ 2. De verkenningen zijn verboden tussen 22 en 7 uur.
De verkenningen mogen daarenboven slechts plaatsvinden :
– voor de nationale, regionale en provinciale wedstrijden : ten vroegste de dag vóór de wedstrijd;
– voor de internationale wedstrijden : gedurende maximum twee dagen en binnen de week die het vertrek voorafgaat.
Indien een provinciale, regionale of nationale wedstrijd samen met een internationale wedstrijd doorgaat, kunnen de verkenningen samen met die van de internationale wedstrijd doorgaan.
§ 3. Het parcours van de wedstrijd of competitie wordt slechts bekendgemaakt aan de deelnemers de dag zelf waarop de verkenning kan beginnen of plaatsvinden.
Met uitzondering van de verkenningen op de dag zelf van de wedstrijd of competitie, mogen de verkenningen enkel worden uitgevoerd met gewone, maar toch door de organisator en de politiediensten identificeerbare wagens.
Art. 7. § 1. Klassementsproeven mogen slechts plaatsvinden op een voor het openbaar verkeer volledig gesloten parcours.
Het parcours van de klassementsproeven mag geheel noch ten dele vallen binnen de 500 meter van ziekenhuizen, rust- en verzorgings-instellingen.
§ 2. Het parcours van de klassementsproeven mag geheel noch ten dele vallen binnen een bebouwde kom.
De burgemeester kan bij gemotiveerde beslissing afwijken van deze bepaling na het advies te hebben ingewonnen van de commissie bedoeld in artikel 17. In haar advies kan de commissie aanvullende veiligheidsbepalingen voorstellen.
§ 3. De klassementsproeven zijn verboden tussen 24 en 7 uur.
De burgemeester kan bij gemotiveerde beslissing afwijken van deze bepaling, doch slechts op eensluidend advies van de commissie bedoeld in artikel 17. In haar advies kan de commissie aanvullende veiligheidsbepalingen formuleren.
§ 4. In voorkomend geval, brengt de burgemeester zijn gemotiveerde adviesaanvraag ter kennis aan de commissie bedoeld in artikel 17 binnen de acht dagen na ontvangst van de vergunningsaanvraag. Een afschrift van de vergunningsaanvraag wordt bij de adviesaanvraag gevoegd.
De commissie brengt haar advies uit binnen de drie weken na ontvangst van de adviesaanvraag.
HOOFDSTUK IV. – Politiereglementen
Art. 8. De voor het publiek verboden zones waaronder de bijzonder gevaarlijke zones, de omleidingen en de zones van verboden parkeren en van verplicht parkeren worden vastgelegd in een politiereglement.
De zones verboden voor het publiek, worden afgebakend door middel van verkeersborden C19, voorzien in het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, eventueel met zonale geldigheid, conform de bepalingen van artikel 65.5 van genoemd besluit.
Deze zones worden bovendien afgebakend en afgesloten door middel van plastic linten, voorzien van afwisselend rode en witte diagonaal oplopende stroken.
Voor de bijzonder gevaarlijke zones, dit wil zeggen deze die zich in het potentieel segment bevinden van eventuele route-uitlopers op de spectaculaire plaatsen, wordt gebruik gemaakt van hulpmiddelen die fysiek de toegang onmogelijk maken en die vervaardigd zijn uit materialen aangepast aan de bijzonderheden van deze zones.
Art. 9. De voorwaarden voor het openen van zowel permanente als tijdelijke eet- en drinkgelegenheden worden vastgelegd in het politiereglement.
Tijdelijke eet- en drinkgelegenheden mogen slechts worden geïnstalleerd op plaatsen aangeduid door de gemeentelijke overheid.
Art. 10. De stands en de zones voor assistentie worden slechts geïnstalleerd en afgebakend op plaatsen vastgelegd in het politiereglement.
De assistentie moet verlopen volgens door de gemeentelijke overheid bepaalde veiligheidsvoorwaarden, zowel voor het personeel en de deelnemers als voor de bevolking.
HOOFDSTUK V. – Organisatorische maatregelen
Art. 11. De organisatoren leggen aan de betrokken burgemeester(s) een veiligheidsplan voor, dat in detail alle voorziene veiligheidsmaatregelen beschrijft.
Dit plan bevat minstens :
1° de gedetailleerde gegevens van de verantwoordelijken, zoals :
– de koersdirecteur;
– de adjunct-koersdirecteur;
– de algemene veiligheidsverantwoordelijke;
– de verantwoordelijken voor elke klassementsproef;
– de veiligheidschefs voor elke klassementsproef;
– de verantwoordelijken van de medische dienst;
– de coördinaten van de verschillende interventiediensten (politie, rijkswacht, ziekenhuizen, brandweerdiensten, Rode Kruis,…);
2° de gedetailleerde kaart van het parcours, met inbegrip van de verbindingstrajecten en met een beschrijving van de reisweg van de wedstrijd of competitie, de voor het publiek verboden zones, de bijzonder gevaarlijke zones, de voor het verkeer gesloten wegen en de zones van verboden parkeren en van verplicht parkeren. Zij vermeldt eveneens de exacte positie van de opstellingsplaatsen van alle verantwoordelijken, van de assistentie-zones en van de hulpposten;
3° de middelen om met de hierboven in de punten 1° en 2° vermelde verantwoordelijken, zones en posten te communiceren;
4° het aantal ingezette baancommissarissen en stewards, hun plaatsen en hun spreiding langs het parcours;
5° de toegangs- en evacuatiewegen ten behoeve van de interventiediensten;
6° de medische middelen en de middelen tot brandbestrijding.
Art. 12. De organisatoren voorzien minstens in de volgende medische middelen en middelen tot brandbestrijding :
1° een coördinerende geneesheer, met ervaring in de medische urgentie en die ertoe gehouden is, voorafgaand aan de wedstrijd of competitie, de medische urgentiestructuren gevestigd in de provincie of provincies waar de wedstrijd of de competitie plaatsvindt, te contacteren;
2° bij de start van elke klassementsproef :
– een dokter;
– een uitgeruste ziekenwagen;
– een ploeg hulpverleners;
– een depannagewagen;
– een brandweerploeg;
3° op een tussenpunt, indien de ritten langer zijn dan 15 km :
– een dokter;
– een uitgeruste ziekenwagen;
– een ploeg hulpverleners.
Art. 13. 1° De organisatoren duiden een koersdirecteur en een algemeen veiligheidsverantwoordelijke aan die ten minste 21 jaar zijn. Deze laatste is belast met :
– het nemen van de organisatorische en materiële veiligheidsmaatregelen die aan de organisator toekomen en die complementair zijn aan het lokaal veiligheidsplan;
– het organiseren en coördineren van het optreden van de veiligheidschefs aangeduid voor elke klassementsproef;
– het deelnemen aan de door de overheid georganiseerde coördinatie- en evaluatie vergaderingen;
– het vervullen van de taak van contactpunt ten opzichte van de interventiediensten.
2° Voor elke klassementsproef duiden de organisatoren een verantwoordelijke aan en een veiligheidschef die ten minste 21 jaar zijn en baancommissarissen en stewards van ten minste 18 jaar.
De veiligheidschef zorgt ter plaatse voor de uitvoering van de door de organisator in akkoord met de overheid vastgelegde veiligheids-maatregelen. Hij organiseert en coördineert het optreden van de baancommissarissen en de stewards.
De baancommissarissen, die over het gehele parcours verspreid staan, waken over het goede verloop van de wedstrijd of competitie zelf en moeten onder meer de piloten informeren of hen instructies verstrekken aan de hand van overeengekomen en ondubbelzinnige signalen.
De stewards worden opgesteld langs het parcours en zijn belast met volgende opdrachten :
– onthaal van het publiek;
– veiligheidsraadgevingen aan het publiek;
– de verbodszones signaleren aan het publiek en het publiek onderbrengen in de voor het publiek toegankelijke zones;
– informatie verschaffen aan het publiek over de parkeermogelijkheden, de potentiële gevaren, de sanitaire, medische of veiligheids-infrastructuur;
– de veiligheidschefs en ordediensten waarschuwen indien ze risicosituaties vaststellen.
De veiligheidschefs, de baancommissarissen en de stewards kunnen slechts tot die taak worden toegelaten indien zij houder zijn van een bewijs van bekwaamheid afgeleverd door één van de sportbonden overeenkomstig de voorwaarden gesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken.
Dit bewijs, geldig voor een duur van maximum twee jaar, wordt afgeleverd na het doorlopen van een basisopleiding waarvan het programma is goedgekeurd door de Minister van Binnenlandse Zaken. Het wordt vernieuwd na het doorlopen van een bijscholing waarvan het programma is goedgekeurd door de Minister van Binnenlandse Zaken. De basisopleiding en de bijscholing worden georganiseerd door of in opdracht van de sportbonden.
Art. 14. In overleg met de gemeentelijke overheid, neemt de organisator de nodige maatregelen om het publiek en de weggebruikers te waarschuwen, te responsabiliseren en te sensibiliseren, zowel voor, tijdens als na de wedstrijd of competitie.
Art. 15. De organisatoren voorzien, afhankelijk van het aantal toeschouwers, naast de middelen om het publiek op een afstand te houden, ook voldoende plaatsen met een infrastructuur waardoor aan de toeschouwers en aan de pers voldoende zichtbaarheid op de wedstrijd of de competitie geboden wordt.
Elke voor het publiek toegankelijke plaats moet voldoende mogelijkheden bieden voor uitwijken en evacuatie.
Art. 16. De voorwaarden die de organisator aan de deelnemers oplegt, schrijven op zijn minst het volgende voor :
1° de vereiste leeftijd voor de deelneming als piloot; deze bedraagt ten minste de leeftijd bepaald door het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer voor de categorie van het voertuig;
2° de leeftijd voor deelneming als co-piloot; deze wordt vastgesteld op ten minste 18 jaar;
3° het bezit van een licentie; deze moet afgeleverd zijn door één van de sportbonden die de deelneming aan het type en de graad van georganiseerde wedstrijd of competitie toelaat;
4° een veiligheidsuitrusting voor de inzittenden van de deelnemende auto’s; deze omvat minstens : een gehomologeerde veiligheidshelm, een veiligheidsgordel of -harnas en een brandvrije overall;
5° als piloot beschikken over een geldig rijbewijs en, tijdens de verkenningen bedoeld in artikel 6, § 2, niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een beslissing tot onmiddellijke intrekking van het rijbewijs zoals bedoeld in artikel 55 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer;
6° de wedstrijdauto is gedekt door een geldig schouwingsbewijs in toepassing van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de motorvoertuigen en hun aanhangwagens moeten voldoen, en voldoet aan de voorschriften van de nationale sportinstantie of sportbonden.
HOOFDSTUK VI. – De veiligheidscommissie
Art. 17. Een commissie voor de veiligheid bij sportwedstrijden of sportcompetities voor auto’s, hierna « de commissie » genaamd, wordt ingesteld bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Het voorzitterschap en het secretariaat van de commissie berusten bij de Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie. De werkingskosten, met inbegrip van de vergoedingen voor de geraadpleegde of ingezette deskundigen, worden ingeschreven op het budget van deze dienst.
Verder is de commissie samengesteld uit :
– een ambtenaar van de Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie;
– een vertegenwoordiger van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, Bestuur van de Verkeersreglementering en van de Infrastructuur, Dienst Wegveiligheid;
– een vertegenwoordiger van de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten;
– een vertegenwoordiger van de rijkswacht;
– een vertegenwoordiger van de gemeentepolitie;
– naargelang de aard van de wedstrijd, een vertegenwoordiger van de nationale sportinstantie voor nationale en internationale wedstrijden en een vertegenwoordiger van één van de sportbonden voor regionale en provinciale wedstrijden.
Elk gewest wordt uitgenodigd een vertegenwoordiger in de commissie aan te duiden.
Wat betreft het uitbrengen van adviezen over een bepaalde wedstrijd of competitie of over de inspecties voorzien in artikel 18, § 1, zal de commissie uitgebreid worden met een vertegenwoordiger van de betrokken gouverneur of gouverneurs evenals met de betrokken arrondissementscommissaris of arrondissementscommissarissen.
Art. 18. § 1. De commissie is belast met :
1° het verstrekken van adviezen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en aan de Minister tot wiens bevoegdheid de wegveiligheid behoort betreffende de toepassing van de geldende regelgeving inzake de organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities in de zin van dit besluit;
2° het verstrekken van adviezen over de gemotiveerde adviesaanvragen bedoeld in artikel 7;
3° het verstrekken van adviezen over het vormings- en bijscholingsprogramma van de veiligheidschefs, de baancommissarissen en de stewards;
4° de uitvoering van inspecties ter plaatse, voor en tijdens de wedstrijd of competitie. Deze inspecties worden verricht door de arrondissementscommissarissen, leden van de commissie, elk voor zijn ambtsgebied. Het voorzitterschap van de commissie kan deelnemen aan deze inspecties en er andere leden van de commissie naar afvaardigen.
§ 2. De commissie kan ter vervulling van haar opdrachten beroep doen op elke persoon, openbare overheid of dienst of elke private instelling waarvan zij de medewerking noodzakelijk acht.
Art. 19. Dit besluit is niet van toepassing op de wedstrijden of competities waarvan het vertrek plaatsvindt binnen de drie maanden na zijn inwerkingtreding.
Art. 20. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Staatssecretaris voor Veiligheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 november 1997.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
J. VANDE LANOTTE
De Staatssecretaris voor Veiligheid,
J. PEETERS